Crisis en oorlog
Na Willem François Boreel werd Beeckestijn niet meer door de familie bewoond. Na diverse huurders kwam het huis leeg te staan, trad het verval in en raakte het in de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd.
Beeckestijn verhuurd, begin verval
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werd Beeckestijn door de familie Boreel verhuurd en kwamen de eerste tekenen van verval. De structuur van de tuinen werd door de verhuurder, Jhr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden (1852-1937, kleinzoon van de broer van Willem François), aanvankelijk nog wel onderhouden.
Beeckestijn rond 1860-1865, gezien aan de achterzijde, gelegen tussen hoge bomen en een grasveld dat tot aan het huis zelf doorloopt. Foto: Noord-Hollands Archief
Aan het begin van de 20e eeuw werd de directe omgeving van het huis met naaldbomen en rododendrons aangekleed door de toen gevierde tuinarchitect Leonard Springer.
Beeckestijn in 1908 met de door Leonard Springer geplaatste rododendrons. Foto: Noord-Hollands Archief.
In 1924 vertrokken de laatste huurders, margarinefabrikant Hubertus van de Griendt en zijn gezin. In 1916 hadden zij de grote storm meegemaakt, de zogenaamde Zuiderzeevloed die elders in Nederland een watersnoodramp veroorzaakte. Op Beeckestijn moesten vele oude bomen het ontgelden en werd noodgedwongen overgegaan tot verjonging van de aanplant. In 1936 maakte Springer opnieuw een totaalplan voor Beeckestijn op basis van de kaart van Michael. Opdrachtgever Jhr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden, stierf echter een jaar later en zijn dochter Agnes Cremers-Boreel (1880 -1961) ging nooit tot uitvoering van het plan over. De oorlogsdreiging vanuit Duitsland was daar waarschijnlijk debet aan.
Beeckestijn in 1938. Het huis werd al een tijd niet meer bewoond. Foto: Noord-Hollands Archief.
Oorlog en vreemde ‘follies’
Met de crisis van de jaren ’30 en de naderende Tweede Wereldoorlog raakte Beeckestijn verder in verval.
De inkwartiering van een regiment Nederlandse militairen tijdens de mobilisatie veroorzaakte veel schade aan het al verwaarloosde interieur. Vooral het belangrijke 18e-eeuwse stucwerk moest het ontgelden.
Beeckestijn in 1939. Nederlandse militairen zijn ingekwartierd in het hoofdgebouw.
Het interieur van Beeckestijn na de oorlog met het zwaar beschadigde 18e-eeuwse plafond stucwerk van Van Logteren.
Het zwaar beschadigde beeldhouwwerk in de voorhal, voorstellende De Matiging. Foto’s: Noord-Hollands Archief.
Na de capitulatie namen Duitse soldaten de plaats in van de Nederlanders en ging de onttakeling verder. Ook de tuinen bleven ditmaal niet gespaard. Beeckestijn vormde als zuidoostpunt van Festung IJmuiden een onderdeel van de Atlantikwal. In de tuin werden bunkers geplaatst die door loopgraven met elkaar waren verbonden.
Manschappenbunker achter het hoofdgebouw, mei 1945.
Het afzinken van de manschappenbunker achter het hoofdgebouw in 1947. Foto’s: Noord-Hollands Archief.
De Duitsers schilderden hoofd- en bijgebouwen in groene en bruine camouflagekleuren, zodat ze vanuit de lucht niet zichtbaar waren. Direct na de oorlog begon men met het opblazen van geschutsbunkers. De luchtdruk waarmee dit gepaard ging, veroorzaakte nog meer schade aan het huis. Voor de overige bunkers werd hierom een andere oplossing gekozen. De manschappenbunker direct achter het huis werd verzonken. Andere exemplaren, verspreid over het terrein, werden met aarde afgedekt en vormen nu als heuvels nieuwe landschappelijke structuren, als vreemdsoortige follies.
Beeckestijn in 1959. In sterk vervallen staat en in camouflagekleuren. Foto: Noord-Hollands Archief.
Geraadpleegde bronnen: nrs. 4, 5 en 12.